Soorten verdoving bij een ingreep
De lokale anesthesie (plaatselijke verdoving)
Bij een plaatselijke verdoving worden verdovingsmiddelen rond zenuwen ingespoten. Hierdoor zal het deel van het lichaam, dat door die bepaalde zenuwen verzorgd wordt, ongevoelig zijn voor pijn. Vaak gaat dit gepaard met krachtverlies in dat lichaamsdeel. Na een lokale verdoving herstelt de zenuwfunctie zich langzaam. Dit kan soms meerdere uren duren. Vraag advies aan een verpleegkundige vooraleer je het verdoofde lichaamsdeel terug gebruikt.
Volgens de plaats waar het lokale verdovingsproduct wordt ingespoten, spreken we van:
- Spinale anesthesie
Prik in de rug doorheen het vlies dat de epidurale ruimte van de spinale ruimte scheidt, waarbij het product wordt ingespoten in de ruimte waar het ruggenmergvocht zich bevindt. - Epidurale anesthesie
Prik in de rug waarbij het vlies niet doorprikt wordt en het product wordt ingespoten in de ruimte ervoor
(= epidurale ruimte). - Perifere zenuwblocks
- prik in de hals om de schouder te verdoven
- prik in de oksel om onderarm en hand te verdoven
- prik in de lies om bovenbeen en knie te verdoven
- prik in de kniekuil om onderbeen en voet te verdoven.
Ondanks het feit dat de lokale anesthesietechnieken met de nodige zorg en kennis worden toegepast, kan het toch gebeuren dat ze onvoldoende werken. In dit geval zal de anesthesist overgaan tot een bijkomende sedatie of tot een algemene anesthesie.
|
Algemene anesthesie
Deze verdoving maakt je bewusteloos en ongevoelig voor pijn. De anesthesist maakt hiervoor gebruik van producten die inwerken op de hersenen. Deze producten worden toegediend via een infuus en brengen je in een kunstmatige slaap die sterk verschilt van de natuurlijke slaap. Gedurende de operatie zal de anesthesist je voortdurend bewaken. De diepte van de slaap, ademhaling, hartslag, lichaamstemperatuur, bloedverlies enzovoort worden continu in de gaten gehouden en wanneer nodig bijgestuurd.
De sedatie
Bij deze vorm van verdoving wordt gebruik gemaakt van sterk kalmerende medicatie en (soms) sterke pijnstillers. De anesthesist gebruikt hierbij dezelfde veiligheidsvoorwaarden als voor een algemene anesthesie. Deze techniek wordt vaak gebruikt bij onaangename of pijnlijke onderzoekstechnieken.